Piacenza, 9 juni 2009.
Werden we in vele landen, waar we tot nu toe doorheen kwamen, als armzalige zwervers beschouwd, in Italie lijken we als pelgrims een ware heldenstatus te genieten: A Roma, si, si, molto bene! Overal worden we aangesproken en probeert men ons te helpen, wat niet meevalt, omdat we nauwelijks meer Italiaans spreken dan pizza, prego en buon giorno. Bovendien hebben we tot nu toe slechts 1 Italiaan ontmoet die vloeiend Engels sprak.
Als pelgrim genieten wij allerlei voordelen, zo mogen we in zogenaamde hospitia slapen, aan de katholieke kerk gelieerde overnachtingsplaatsen, die heel sober zijn maar in principe gratis, en alles bieden wat echt nodig is (bed, bijbel en toilet). Officieel moet je hiervoor een pelgrimspas bezitten (als rechtgeaarde calvinist zouden we waarschijnlijk niet in aanmerking komen) maar in de praktijk blijken rugzak en pelgrimsstaf ook voldoende.
In overeenstemming met onze pelgrimsstatus wandelen we sinds de stad Pavia de Via Francigena, de pelgrimsroute van Canterbury naar Rome, waarvan we nu nog ruim 600 km hebben te gaan. Het schiet op, we zijn bijna op 3/4! Voordeel van de Via Francigena is dat deze in principe gemarkeerd is, al ontbreken er geregeld bordjes, vooral in de moeilijkste gebieden waar verdwalen het waarschijnlijkst is.
Van de Alpen zijn we inmiddels afgedaald in de Po-vlakte, een combinatie van Noord-Oostpolder en Bali. Denkend aan de Po-vlakte zien we brede rivieren traag door oneindig laagland gaan... Vlak als een spiegel, eindeloze bevloeide rijstvelden, kaarsrechte wegen en kanalen bepalen het beeld. Wat ontbreekt zijn koelies die met ossen het land ploegen.
Rijstbouw is in de Po-vlakte alleen mogelijk door irrigatie. Het water wordt via gigantische waterwerken afgetapt uit de rivieren en dan via talloze kanalen vervoerd naar de plaats van bestemming. Nu heeft men bedacht om langs deze kanalen fietspaden aan te leggen waar wij als wandelaar ook handig gebruik van maken. Het is de enige manier om veilig de Po-vlakte te doorkruisen, want het autoverkeer op de provinciale wegen is moordend, wandelen is daar meer een kamikaze-actie dan een genoegen. Alleen de niets ontziende wielrijders vormen een gevaar voor de argeloze wandelaar.
Onderweg hebben we weer allerlei slaapplaatsen meegemaakt, van rockbottom accommodaties tot 3 sterren hotels. In Sesto Calende aan de zuidpunt van het Lago Maggiore, sliepen we op zolder van een Chinees restaurant. De faciliteiten waren uiterst simpel, maar de familie hartverwarmend. Het restaurant was in verval geraakt. Wij waren de enige klant toen we er aten om eens verlost te zijn van de eeuwige pasta en pizza. Het eten was er heerlijk en spotgoedkoop, maar aan Italianen klaarblijkelijk niet besteed. Zij zijn verknocht aan voornoemd Italiaanse voer.
In het stadje Somma Lombardo overnachtten we in hotel Il Griglione bij Giuseppe ('zeg maar Gian Pietro') en Vincenzo ('zeg maar Inzo'). Het hotel was ooit een gerenommeerd restaurant dat nu aan lager wal is geraakt en niet meer als zodanig functioneert. Het interieur van het restaurant ws echter in zijn oude staat gehandhaafd. Bovendien hadden beide mannen alles wat ze verzamelden daar neergezet, zodat het een soort rariteitenkabinet was geworden, met spiegels, kasten, tv's, radio's, motoren en zelfs een kruiwagen. Het ontbijt bestond uit louter zoete koekjes met uiteraard cappuccino. Italianen weten toch al niet wat ze met het ontbijt aanmoeten. We krijgen soms de gekste dingen geserveerd zoals liflafjes van het diner van gisteravond.
In Somma Lombardo bleek het toevallig feest te zijn. 's Avonds was er op het plein een optreden van een in Italie wereldberoemde popzanger. Het was toen wel gemakkelijk dat wij een kop groter zijn dan de gemiddelde Italiaan.
In Abbiategrasso, een welvarende stad onder de rook van Milaan, vonden we een heel leuke b&b in een fraai gerestaureerd pand. Goedkoop was het niet, maar we hadden wel de beschikking over een eigen appartement met koelkast, magnetron, tv, enz. Het ontbijt was zelf-service. We konden ons tegoed doen aan cakes, koekjes, toast en cornflakes. Maar alweer geen brood. En hoe werkte de luxe koffiezetmachine? En hoe zet je thee in een land waar je geen water kunt koken?
Tenslotte dan Bereguardo. Omdat er alleen een duur 3 sterren hotel aanwezig bleek, wilden we per bus naar de naburige stad Pavia. Volgens de dienstregeling moest er om 18.44 uur een bus komen. Busje komt zo, maar niet in Bereguardo. Zo belandden we uiteindelijk toch in het luxe hotel met knipmessend personeel dat evenwel vriendelijk genoeg was, bij gebrek aan andere eetmogelijkheden, om een pizza voor ons op te warmen.
Toen dan naar Pavia, een gezellige studentenstad met een fraai historisch centrum. Daar konden we ons hart ophalen aan stadse geneugten. We verbleven in het simpele hotel Stazione met een knorrige baas die weigerde ons bij aankomst de kamer te laten zien (je neemt hem en zo niet, dan wegwezen).
Al met al mogen wij de Italianen wel, ook al is het moeilijk communiceren. Hoe het ons verder verging tijdens de overtocht over de Po en tijdens de storm in Santa Cristina, lezen jullie de volgende keer.
donderdag 2 juli 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten